Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [1]er zijn ook valse profeten onder [2]het volk geweest, gelijk ook [3]onder u valse leraars zijn zullen, die [4]verderfelijke [5]ketterijen bedektelijk [7]invoeren zullen, ook [8]den Heere, [9]Die hen gekocht heeft, [10]verloochenende, [en] een haastig verderf over zichzelven brengende; 1. Dat is, gelijk er onder Gods volk oprechte profeten zijn geweest, aan wier schriften wij ons moeten houden, hfdst.1 vs.19; zo zijn er ook valse geweest, die men mijden moest; Deut.13:1. 2. Namelijk Gods, of het Joodse volk. 3. Namelijk de christenen. Zodat de staat der gemeente dit aangaande niet gelukkiger zal zijn in het Nieuwe Testament dan ze geweest is in het Oude. 4. Grieks ketterijen des verderfs, Hebr. 5. Van dit woord, zie de aantekeningen op Hand.5:17. En uit het volgende blijkt, dat hij hier spreekt van ketterijen, die niet alleen het geloof, maar ook de leer des christelijken levens aangaan. 6. Of van bezijden, of, daarenboven; namelijk boven en tegen de gezonde leer. 7. Namelijk in de gemeente of onder de christenen. 8. Grieks despoten; van welk woord zie Hand.4:24; Jud.:4. 9. Deze worden hier gezegd van den Heere gekocht te zijn, ten aanzien dat zijzich voor zodanigen uitgeven, en van anderen naar de liefde daarvoor gehouden zijn, zolang zij in de gemeenschap der Kerk waren. Zie dergelijke wijze van spreken Joh.15:2; Openb.22:19. Want Christus heeft door Zijn bloed waarlijk en inderdaad alleen Zijn gemeente gekocht; Hand.20:28; Ef.5:25. Dat is, alleen de ware gelovigen, die altijd bij Christus blijven, en Hem niet verloochenen. Zie 1 Joh.2:19; Openb.14:3,4. 10. Namelijk metterdaad, en met hunne valse leer en kwaad leven, hoewel zij met den mond Hem zouden mogen belijden. Zie Titus 1:16; Jud.:4.